donderdag 3 november 2011

Mooie tekst, traag gelezen


Recensie MONOLOGICA, gezien woensdag 2 november
Door: Maaike Schuurmans
Een  decor van grijze deuren en kozijnen. Twee bedden, een wc, een raamkozijn zonder raam, een tafeltje met twee stoelen, een kast. Gerda Havertong zit op het achterste bed ze geniet van een Franse chanson. Uit de coulissen komt een man aangelopen: “toen ze me twee jaar geleden huilend belde en zei dat ik naar huis moest komen wist ik dat het mis was. [..] Ik dacht ik houd het wel vol tot het eind, maar ik kan het niet.”
We maken kennis met zoon Frank (Poal Cairo) en moeder Helène (Gerda Havertong). Helène is een dementerende oud actrice  die haar zoon aanziet voor haar oude minnaar Henry  en hem een monoloog wil voordragen. Terwijl Helène thuis is denkt zij dat zij met Henry op reis is: “ik ben benieuwd hoe laat hier de lunch geserveerd wordt. Het is altijd weer afwachten waar we terecht komen.” Waarop Frank geagiteerd antwoordt: “inderdaad.”
Uit haar koffer haalt Helène boeken, theaterteksten, ze leest voor uit één ervan: “dwaas waar ben ik [..] de goden hebben mij mijn verstand ontnomen. [..] Mooi hè?”  Ze kijkt op het boek: “Phaedra, ken je haar? Ze komt me zo bekend voor.” Frank legt het publiek met vermoeide blik uit dat ze dat stuk toch zeker tweehonderd keer gespeeld heeft. Hij vertelt op de vlucht te zijn voor zijn eigen moeder; hij wil een week op vakantie naar Spanje, om tot rust te komen, maar dit wil maar niet tot zijn dementerende moeder doordringen. Zoals het  tot Franks woede ook niet meer tot haar doordringt dat hij niet Henry is maar haar eigen zoon Frank.
Mooi onderwerp Traag gelezen
Met de tekst in de hand gaat de voorstelling wellicht wat traag en is de confrontatie er een die op zich laat wachten. Helène is ook te zacht voor de heftige reactie van Frank op haar. Vermoedelijk laat de tekst, geschreven door Marije Prins, meer ruimte voor de weerzinwekkende kant van ouderdom en de incestueuze sfeer die dat oplevert in dit geval. Prins heeft wel degelijk een sterk onderwerp in handen. 
Dan ontdekt Frank een boekje uit de koffer van Helène: “hoe kom je aan dit boekje?”  Maar Helene dwingt Frank te gaan zitten “luister naar de monoloog!” “Frank, ik heet Frank!!” schreeuwt Frank, maar Helene draagt voor uit Phaedra – want hoe zat het ook alweer met Racine’s Phaedra? -  “had ik geweten, dan was ik nu niet de vrouw die ik kon zijn..” en Frank luistert. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten